Roekeloos rijden niet bewezen, bumperkleven wel

De auto van de consument is betrokken geweest bij een aanrijding met twee andere voertuigen. Volgens de consument is de tegenpartij aansprakelijk voor de schade, omdat de aanrijding het gevolg is van zijn gevaarlijk rijgedrag. De vertegenwoordiger (Achmea) van verzekeraar Uniqua TU uit Warschau) van de tegenpartij heeft de aansprakelijkheid afgewezen, omdat geen causaal verband bestaat tussen de aanrijding en het gevaarlijke rijgedrag van de tegenpartij.
Wat is er gebeurd?
Op 27 oktober 2023 is de zoon van de consument als bestuurder van de auto van de consument betrokken geraakt bij een aanrijding met twee andere auto’s op de A-15. Direct na de aanrijding heeft de politie ter plaatse een schadeaangifteformulier ingevuld. Uit dat schadeaangifteformulier blijkt dat de auto van de consument achterop het voertuig van de tegenpartij is gereden en dat de tegenpartij achterop de auto van een derde (de getuige) is gereden. De politie heeft verder een proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat de auto van de consument niet op tijd tot stilstand kon komen en daardoor achterop de auto van de tegenpartij is gereden. Door die aanrijding is de tegenpartij vervolgens achterop de auto van de getuige gereden.
De consument vindt dat de tegenpartij aansprakelijk is voor de schade aan zijn auto die is ontstaan door de aanrijding. Hij vordert dat de vertegenwoordiger de aansprakelijkheid erkent en de schade van 12.000, euro vermeerderd met wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2023 volledig vergoedt.De consument vordert de schade bij de verzekeraar van de tegenpartij. De vertegenwoordiger van de verzekeraar heeft de aansprakelijkheid afgewezen. De consument kan zich niet verenigen achter dat standpunt en heeft een klacht ingediend bij Kifid.
Bewijslast
De commissie stelt dat deze zaak gaat over de verdeling van de bewijslast. In het artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten (in dit geval de consument), deze feiten zal moeten bewijzen, als deze door de wederpartij (in dit
geval de vertegenwoordiger) gemotiveerd worden betwist. De consument heeft volgens de commissie echter niet aangetoond dat de aanrijding het gevolg is van het gevaarlijke rijgedrag.
Uit het dossier blijkt niet dat het gevaarlijk rijgedrag van de tegenpartij de oorzaak is van de aanrijding met de auto van de consument. Uit de verklaring van de getuige blijkt dat na het ‘krappe invoegen’ van de tegenpartij enkele honderden meters zijn gereden voordat de aanrijding plaatsvond. De vertegenwoordiger concludeert hieruit dat de aanrijding tussen de consument en de tegenpartij niet is veroorzaakt door het rijgedrag van de tegenpartij. Dit blijkt ook niet uit het proces-verbaal van de politie. De vertegenwoordiger stelt dat de consument voldoende tijd had om te reageren op het gevaarlijk rijgedrag van de tegenpartij, maar hij verzuimd heeft om voldoende afstand te nemen. Volgens de vertegenwoordiger is de aanrijding veroorzaakt door de zoon van de consument, omdat hij niet voldoende afstand hield tot de auto van de tegenpartij op grond van artikel 19 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens).
De commissie volgt het standpunt van de vertegenwoordiger. "Gelet op de verklaring van de getuige en het politierapport heeft de consument niet aangetoond dat hij geen mogelijkheid had om te reageren op het rijgedrag van de tegenpartij. De tegenpartij voegde in op de A-15 bij hectometerpaal 122.2 en de aanrijding 1400 meter verder bij hectometerpaal 123.6 plaatsvond. De getuige heeft verklaard dat de tegenpartij na het invoegen op de A-15 de getuige rechts probeerde in te halen. Hiervoor was geen ruimte en daarom voegde de tegenpartij in achter de getuige. De tegenpartij bleef volgens de getuige – en dit is essentieel - vervolgens enkele honderden meters ‘bumperkleven’ achter de getuige. De zoon van de consument had dan ook voldoende tijd om vaart te minderen om zo de afstand tussen zijn auto en die van de tegenpartij te vergroten. Met een snelheid van circa 80-90 kilometer per uur bieden enkele honderden meters de zoon van de consument voldoende tijd om te reageren op het ‘krappe invoegen’ van de tegenpartij en de afstand te vergroten, zodat hij een voldoende veilige remweg had."
De commissie oordeelt dat de vertegenwoordiger terecht de aansprakelijkheid heeft afgewezen, omdat de consument niet heeft aangetoond dat de aanrijding het gevolg was van het gevaarlijke rijgedrag van de tegenpartij. De klacht is ongegrond en de vordering wordt afgewezen.
Bovenstaand nieuwsbericht is gepubliceerd
op 25-02-2025. Dit bericht is met veel zorg en aandacht samengesteld.
Desondanks kunnen wij niet volledig instaan voor de correctheid, volledigheid of actualiteit van
de informatie.
Maak een afspraak met ons om de meest recente informatie te ontvangen.